1. De eerste zaterdag
Dochterlief laat kleinzoon bij ons achter en neemt haar twee jongste weer mee naar huis. Lachend zwaaien we hen uit, wij hebben er zin in. Vervolgens brengt manlief ons naar het beginpunt van onze tocht, een grote parkeerplaats vlakbij het historisch centrum van Elburg. We nemen onze zwaar beladen fietsen ter hand en zwaaien ook hem uit. Dan lopen we door de winkelstraten van het mooie Elburg naar een terrasje, eerst even acclimatiseren met koffie en een Magnum voor we aan onze tocht beginnen. Vanaf nu zijn we op elkaar aangewezen. Kleinzoon heeft een stuurtas met daarbovenop in plastic de kaart en het lijstje met fietsknooppunten waarlangs de route ons die dag zal voeren. Vorig jaar ontdekte ik dat de verantwoordelijkheid voor fietsen met een kleinkind zwaarder op mij drukt dan vroeger het fietsen met mijn eigen kinderen. Die druk voel ik nu opnieuw, blijkbaar moet het vertrouwen in zijn fietskunsten andermaal groeien. Maar het gaat vast goed komen.
We maken onze eerste selfie bij de prachtige oude poort aan de Veluwemeer-kant van Elburg. Daarna stappen we op de fiets en rijden Elburg uit. Amper buiten de bebouwde kom stelt hij voor om volgend jaar naar de Ardennen te gaan, daar is het ook heel mooi. Dat zie ik niet zo zitten met al die bagage op mijn zware fiets met slechts zeven versnellingen en een grote rieten bakkersmand voorop, al die heuvels op en af.
We hoeven niet elk jaar verder weg en zwaarder te fietsen, we verzinnen wel iets leuks dat meer in de buurt is, zeg ik.
Hij gaat akkoord.
We rijden over een kronkelend betonnen pad, de Oude Zeeweg en de Knibbelweg, tussen woeste weilanden met wilde bloemen en ruige slootkanten door, rechts van ons het Veluwemeer, links de boorden van de Veluwe.
We genieten ons suf, de zon schijnt, de temperatuur is meer dan aangenaam en de fietsen fietsen lekker. We verbazen ons echter regelmatig over de tegenliggers die stug naast elkaar blijven fietsen en bijna steevast meer dan de helft van het pad innemen. Je ziet toch dat ik met een kind fiets, geef ons dan wat ruimte, denk ik als ik telkens geïrriteerder afrem om achter hem te gaan fietsen. Niet dat het werkt, die irritatie, het volgende fietsende koppel doet hetzelfde.
Even laten rijden we dwars door Nunspeet en dan duiken we de bossen in, de echte Veluwe, zoals hij zegt. Ons tempo wisselt met het stijgen en dalen van het fietspad en we geraken steeds dieper de bossen in. Ik ben alleen slechts af en toe bang dat hij tijdens het kaart kijken niet goed op de weg en zijn medeweggebruikers let. Dat doet mijn vertrouwen in zijn fietskunsten geen goed.
Op een gegeven moment zegt hij: Oma, ik denk dat we nu wel ongeveer in the middle of nowhere zijn.
Ik kan niet anders dan dat beamen en tevreden fietsen we verder. De hoogteverschillen nemen toe en daarmee onze wisselende tempo’s. We naderen onze eerste overnachtingsplek, natuurkampeerterrein Drie in de bossen bij Ermelo. De laatste lange afdaling kan zonder te fietsen worden genomen. Ik hoop dat de route van morgen hier niet langs voert, dat zou een flinke klim worden. De allerlaatste kilometer van vandaag gaat geleidelijk omhoog, vals plat. Hij loopt – ik begin maar niet over de Ardennen – en ik fiets langzaam om te zien of we op de goede weg zijn. Dat blijkt het geval, het hek van de camping doemt tussen de bomen op.
We moeten ons aanmelden via een computer in het informatiepaneel. Dat blijkt een lichte ergernis, de computer blijft steken bij het intypen van de namen en weigert de benodigde sticker uit te printen. Maar als het daarbij blijft deze week (met nog drie natuurkampeerterreinen te gaan), doe ik het ervoor. We vinden een vlak plekje onder de bomen van het trekkersveldje, dat bestemd is voor kampeerders die hier maximaal drie dagen blijven. We zetten de tent op voor één nacht, rollen matjes en slaapzakken uit en zoeken onze boeken: het Donald Duck vakantieboek met Willie Wortel voor hem en voor mij As in tas van Jelle Brandt Corstius. Hierin vertelt hij over zijn fietstocht van Amsterdam naar de Middellandse Zee om daar de as van zijn vader Hugo uit te strooien. Prachtig boek, vinden we allebei, af en toe vraagt hij me iets voor te lezen als ik weer eens in de lach schiet. Ik warm het meegebrachte kliekje op en we laten het ons goed smaken. Als hij naar bed is, schenk ik mijn plastic glaasje port nog eens bij en luister naar de stilte van het bos.
Verbitterd blijven, is vergif drinken in de hoop dat iemand anders sterft. Boeddha
De route: