Dat telefoontje met mijn moeder was wel héél kort.
Ik heb mijn zoon nog niet gebeld.
Ik moet nodig mijn dochter bellen.
Ik heb nog zoveel te doen. Wie zong dat ook al weer?
Als ik nu nog harder werk, dan red ik het.
Maar, wil ik zo leven? De vraag stellen is haar beantwoorden. Ik ben me ineens bewust van wat ik doe. En daar begint elke verandering mee. Je bewust zijn van wat je doet. Of dat is wat je wilt. En of je ermee bereikt wat je wilt bereiken.
Nee, dit is niet wat ik wil! Mijn werk gaat vóór, dreigt vóór de contacten met mijn dierbaren te gaan. Glimlachend moet ik ineens aan een coachingsgesprek van onlangs denken. Waarin mijn cliënt met een vergelijkbaar probleem worstelde. En welke vraag ik hem stelde: Moet jij dit nu zelf doen? Spreek de zin zes keer uit, met elke keer de klemtoon op een ander woord. Zodat er telkens een andere vraag ontstaat.
’t Is natuurlijk veel makkelijker om zo’n vraag aan een ander te stellen. Tja, nu ik. Moet ik dit nu zelf doen? Moet ik überhaupt álles doen wat er op mijn lijstje staat? Ja, natuurlijk. Anders staat het er niet. Toch? Maar ten koste van wat? Dus, nog een keer: moet ik dit nu zelf doen? Tja, dat is maar zeer de vraag.
En zo komt mijn to-do-lijst ineens in een ander daglicht te staan. Nee, misschien hoef ik dit helemaal niet te doen. Of niet zo. Of niet zelf. Of niet nu. Jeetje, dat geeft ruimte. In mijn hoofd. En in mijn werk.
En nu ga ik eerst mijn moeder bellen, dan mijn zoon, en dan meteen mijn dochter ook nog.
De papieren versie van leuk? ja! tja.. kopen? Of de digitale versie?