3. Maandag
Voor de derde achtereenvolgende dag fietsen we voornamelijk naar het zuiden. Het is onverminderd warm. In Otterloo doen we boodschappen voor het avondeten en het ontbijt van de volgende dag. Gelukkig hebben we redelijk dezelfde smaak. Dan gaan we op zoek naar de ingang van Nationaal Park De Hoge Veluwe, om daar van Noord naar Zuid doorheen te fietsen. We klimmen en dalen wederom door bos en hei. Als het bos zich opent en er veel open ruimte voor ons opdoemt, waar volgens de kaart een groot heideveld moet zijn, roept hij: Kijk oma, een savanne.
Ik glimlach en knik.
Even verderop stoppen we bij een bankje op hoogte, en klimmen, zonder fiets, zes ongelijke boomstamtreden omhoog en kijken uit over een zee aan ruimte. Als we De Hoge Veluwe diagonaal zijn overgestoken verlaten we die bij Schaarsbergen, waar we ’s avonds zullen terugkeren voor een excursie met de boswachter.
De camping voor vannacht, minicamping ’s Kooningsveld Arnhem, blijkt te liggen op het terrein van een inrichting voor mensen met een verstandelijke beperking. Hij schrikt een beetje van iemand die schreeuwt en zich wat onbeholpen voortbeweegt.
Stefan, een van de medewerkers, legt uit: Vroeger dacht men dat deze mensen niets konden en werden ze weggestopt, ver weg in een bos. Nu weten we dat ze heel goed zijn in een of meer bepaalde handelingen. Wim hier kan heel goed wc muren boenen en Charlotte kan heel goed de wc’s zelf schoonmaken. Rianne is weer heel goed achter de receptie. En daarom hebben we hier een minicamping: mensen van buiten komen binnen en onze mensen kunnen doen waar ze goed in zijn.
Kleinzoon knikt begrijpend maar houdt een afwachtende blik in zijn ogen. We zetten onze tent op, hij blijft stilletjes. Ik neem hem nogmaals mee naar de begeleiders en zeg dat hij het nog steeds een beetje spannend vindt. Ze leggen uit dat sommige mensen niet kunnen praten en als ze boos of verdrietig zijn, gaan ze soms schreeuwen. Maar niet tegen hem, tegen de bomen bijvoorbeeld. En dat ze hem niets zullen aandoen, dat hij dus niet bang hoeft te zijn. En dat soms Michiel langskomt, op zijn driewieler, die gewoon een praatje wil maken. Even later verschijnt er inderdaad een man van een jaar of vijftig op zijn driewieler bij ons tentje. Hij wil van alles van ons weten, ook hoever we gefietst hebben vandaag. Dat weten we niet, want we hebben geen kilometerteller. Hij wel, en hij laat vol trots zijn teller aan ons zien. Soms staan er drie cijfers op en soms wel vijf. Na nog een kort praatje fietst hij weer weg. Kleinzoon is gerustgesteld.
We eten vroeg en fietsen daarna een paar kilometer terug naar De Hoge Veluwe. De boswachter staat ons al op te wachten. We blijken de enige deelnemers. Kleinzoon glundert, stralende ogen, glimlach van oor tot oor, tweeënhalf uur onverdeelde aandacht van de boswachter, wat wil een kind nog meer. We zien wel 40 hindes en 30 geweidragers, vakjargon voor herten, we bezoeken een verscholen vogelkijkhut, kijken naar boomklevers en graspiepers en horen de tjiftjaf. We vinden sporen van wilde zwijnen, van herten en van reeën. Hij kijkt vol bewondering naar wat er uit de tas van de boswachter tevoorschijn komt, die vol is en zwaar, met een verrekijker, platen van vogels en van pootafdrukken, een poot van een hert, van een ree en een van een wild zwijn, en van de laatste ook nog een slagtand. We leren nog meer over zandverstuivingen, ijstijden en gletsjers, over het bommenlijntje van de Duitsers over De Hoge Veluwe en over een bunker met muren van 3,5 meter dik. Meer dan tevreden fietsen we in het donker naar de camping terug, vol van nieuwe indrukken en kennis.
Laat dat wat je niet kunt, je niet verhinderen te doen wat je wel kunt. John Wooden
De route: