Het Oude Diep en het hedendaagse Drijber, door Paula Laning
Vanaf de schuine oever schoven wij onze Canadese kano het Oude Diep in, waarna wij wiebelig instapten. We peddelden tientallen meters tussen weiland en maisveld door tot aan een houten bruggetje, waaronder we en passant een otter-onderzoekje deden. We vonden geen aanwijzingen voor hun aanwezigheid. Even verderop was de eerste hindernis. Het water stroomde via een duiker naar de overkant van een geasfalteerde weg. Wij klauterden uit de wankele kano, sleepten deze uit het water, plaatsten er precies in het midden twee wieltjes onder, staken zo de straat over, waarop wij de wieltjes eronder vandaan haalden, de kano vanaf de volgende schuine oever in het water schoven en er weer even wiebelig in klauterden. Honderd meter verderop lagen we voor de eerste stuw en begon het hele riedeltje van voren af aan. Dit was ons vooruitzicht voor vandaag. Waarom dan per kano, vraagt u zich wellicht af. In deze streek werd 10.000 jaar geleden al in een uitgeholde boomstam gevaren. Wij vonden het tijd voor herhaling, zij het ietwat comfortabeler.
Anderen schreven eerder ook al over deze streek. In 1823 vermeldden twee Leidse studenten, Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp, Drijber in hun Dagboek over hun voettocht door Nederland: Al snel kwamen wij op een onafzienbare heide […] Na anderhalf uur lopen rustten wij uit op een zandduin […] Nadat we weer anderhalf uur verder waren gelopen, […] kwamen wij te Drijber […]. Wij dronken vrij goede koffie en aten elk zes eieren. En in 1902 beschreef geograaf Hendrik Blink het Oude Diep als een guirlande van groen over het bruin der uitgestrekte heiden.
Als je zover teruggaat in de tijd, moet je ook bij de bron beginnen. Het Oude Diep ontspringt, net als alle Drentse beken, op het Drents Plateau, hogere zandgronden die afwateren naar de randen van de provincie. Na enig speurwerk met kaarten, boeken en mountainbike, ontdekten we dat het Oude Diep ontstaat uit zes tot zeven beekjes die ontspringen in de Windhorst, een eeuwenoud landschap tussen de dorpen Garminge en Balinge. Vervolgens laat-ie Drijber en Stuifzand links liggen, tipt Hoogeveen aan de buitenrand aan en eindigt, na Echten links te zijn gepasseerd, in de Hoogeveense Vaart.
Wij startten op het punt waar het Oude Diep goed te bevaren was, tussen Mantinge en Wijster. Zeven keer, als betrof het een heilig getal, stapten we in en uit en sleepten of rolden de kano over dwarsliggende wegen en dammen, langs meerdere stuwen (bij de tweede sloegen we rechtsaf), een heuse vistrap en een ingenieuze kruising met het Linthorst Homankanaal. We peddelden door gekanaliseerde rechte stukken en meanderden langs maisvelden, weilanden, wilde natuur en door bosjes. Kikkers plonsden in het water, schaatsenrijders scheerden eroverheen, buizerds zweefden hoog boven ons en ijsvogels vlogen voor ons weg. Zo bevoeren wij onze waterweg tot het bord Drijber met daarachter de eerste boerderijen. We overwogen het dorp te verkennen, maar gelach verder stroomafwaarts klonk uitnodigender. We staken weer eens een weg over en roeiden langs grasland en bosrand, flauwe bocht naar links, wat scherpere naar rechts en daar troffen we twee mannen. Een natte in het water en een droge op de oever, beiden een witte doek met slabbetje om het hoofd en in een bruine hes omgord met een wit koord. De droge man deed verwoede pogingen de natte aan een touw op de kant te trekken. Een professioneel ogende filmploeg filmde en een paar schoolkinderen stonden het geheel lachend gade te slaan. Wij legden aan en lieten ons uitleggen dat er een film werd gemaakt over het 800-jarig bestaan van Drijber. Binnenkort zou dat groots gevierd worden. Kinderen van de school in Drijber vormden de rode draad in de film en oud-schoolmeester Bruun Feijen schreef het script. In deze scene werd het Oude Diep opgemeten door twee boeren van de Boermarke Drijber. ‘Boermarken, die nu nog bestaan’, legde Bruun uit, ‘zijn in de Middeleeuwen ontstaan om gemeenschappelijke gronden te beheren. Het Oude Diep stroomde door meerdere boermarken en die hadden in 1664 gezamenlijk de ‘Willekeur over het Oude Diep tot Echten’ opgesteld. Hier moest-ie tien holtvoeten wijt zijn.’ Wij luisterden en knikten.
‘Gaan jullie mee naar ´t Kaampie?’, vroeg cameravrouw Atie, ‘Tienerwerk houdt haar maandelijkse snackbar.’ Hongerig van al dat klunen, meer dan van het kanoën, reden we mee het dorp in, langs rietgedekte boerderijen, een garage, burgerwoningen en een verlaten bushalte naar ’t Kaampie, het dorpshuis midden in het dorp. Kinderen speelden in de speeltuin, binnen rook het naar patat en frikandel, aan de bar werd bier gedronken en aan tafeltjes werd gegeten. Wij voegden ons erbij en hoorden waarom de kerk niet in het dorp stond. Uit de grote inloopkast werd een boek tevoorschijn gehaald: Drijber vertelt. Het heden en verleden van een Drents dorp, uitgebracht door Plaatselijk Belang Drijber en mede samengesteld door diezelfde Bruun.
Aan de zuidgrens van Boermarke Drijber ligt het Drijbersche Veld, lazen we, vroeger een uitgestrekt, moerassig heideveld. Begin vorige eeuw werd het ontgonnen. Er vestigden zich Gereformeerde boeren met grote gezinnen en in 1928 bouwde men daar een Gereformeerde kerk. Het oudste deel van Drijber, oud-Drijber, was voornamelijk Hervormd, kerkte in buurdorp Wijster en de kinderen gingen daar naar de openbare school. Dankzij de bevolkingsaanwas kon er een eigen school komen. Over de signatuur ervan, Christelijk, was men het eerder eens dan over de plek. Daarom liep een aantal Gereformeerde boeren vanaf de kerk richting het dorp en een aantal Hervormde boeren liep hen vanuit het dorp tegemoet. Waar ze elkaar ontmoetten werd de school gebouwd. Polderen pur sang, dat kunnen ze in Drijber.
Na het eten lieten we ons langs school en kerk rijden naar camping De Stal om aldaar te overnachten in een luxe chalet. De volgende ochtend werden we teruggebracht naar onze kano en lieten we Drijber voor wat het was, een mooi, puur polderdorp op voormalig moeras- en heidegrond.