Boeiend hoor, jezelf observeren. Vooral als het lukt om neutraal en objectief te kijken, zonder te oordelen. Dat is ons huiswerk namelijk deze week. Natuurlijk zijn er altijd dingen die je beter had kunnen doen. Of die je beter niet had kunnen doen. Of allebei. Niet oordelen dus. Gewoon tellen en opletten wat je wanneer eet en waarom, en hoeveel je waarmee verbruikt. Dat is alles. En dan ontdekken dat je veel minder in je eigen melk te brokkelen hebt dan verwacht en gewenst.
Ondertussen constateer ik dat eten soms te maken heeft met stemmingen, soms met verleidingen, soms met gewoontes en soms met een lege maag. Wie of wat bepaalt er eigenlijk wanneer ik hoeveel eet? ’s Avonds krant-lezend aan de eettafel komt er ineens iemand met een bakje chips voorbij, dat wil ik dan ook. En met nog zoveel te doen maar o zo moe neem ik een stukje droge worst of kaas, desnoods allebei. En daar hoort dan een glaasje port bij. Gewoon, gewoonte dus.
Dat wordt allemaal duidelijk tijdens het observeren. Zonder te oordelen. Maar het meest verbazingwekkend is het feit dat mijn stoel mede bepaalt wat er naar binnen gaat. Aan de eettafel heerst mijn DOE-modus: bezig zijn. En daar hoort eten bij, het is per slot van rekening de eettafel. Zo’n drie meter verder de kamer in staan twee stoeltjes, waar de JE-HOEFT-NIKS-modus de baas is. Daar is één borreltje genoeg en daar komen vrijwel geen chips, droge worst en kaas. In mijn vorige leven, toen ik alleen woonde (en mijn gewicht op peil hield door een vrijwel lege koelkast), stonden deze stoeltjes bij mijn houtkacheltje. Daar zat ik ’s avonds heerlijk ontspannen met een goed boek en een glaasje port gelukkig te zijn. Zodra ik mij nu, hier, in een van die stoeltjes nestel, kom ik in diezelfde stemming. Blijkbaar horen dat gevoel en die stoeltjes bij elkaar, heb ik dat aan elkaar geankerd. Ik kan natuurlijk met een nieuw anker datzelfde gevoel koppelen aan mijn eettafelstoel, maar dan val ik wellicht meer af dan me lief is. Nee, ik wil die stap van de eettafel naar die fijne stoeltjes op eigen kracht maken. Dus ga ik oefenen in het overbruggen van drie meter. Morgen begin ik. Want dan is er weer een nieuwe ronde met nieuwe kansen.